treinen rijden links
alsof ze beter weten
dan auto’s in files
niets is triester dan
de voetbal over het hek
die niemand teruggooit
een wolk vlinders passeert de familietafel
koolwitjes tenzij ik me vergis
ze fladderen dartelen buitelen
huppelen haast langs
negeren gezwind de eenjarige appelboom die aan één tak
twee minuscule appeltjes torst
en zich aan een andere tooit
met uitbundige bloesem
september brengt kortere dagen
verjaar-dagen van meiden die vrouwen werden onder mijn ogen
ze huppelen dartelen buitelen door hun verse bestaan
met nieuw lief en nieuw leven
vliegen ze langs en uit
en laten bij het gaan een gulle wolk van glimlach
die dartelt en huppelt en zindert door ons huis
samendans
achter strakke muren
haagbeuk
een besloten veldje handgemaaid gras
in gesmeten hopen liggen
warriglange haren hooi te wachten
om droog te worden opgestoken
twee merels zoeken leven
de zwarte pikt hoog op verse hoop
de grijze tript wat verder tussen stoppels
ze weten van elkaar
- de zwarte fluit voorzichtig -
tasten behoedzaam af of dit
nestmateriaal kan zijn voor
een tedere samendans
in de late gloed van hun dag
lege nesten
als oude kleren na een crashdieet
zo voelt het huis vandaag
het sloddert en het echoot
zonet vertrokken stemmen
het zal zich niet meer laten vullen
tenzij een enkele dag met schoon-
kinderverhalen en verlegen klein-
kinderlach maar verder is het
hol als de schelp van een zeeëgel
broos ook en de minste wind of de
zachtste hand doet het verpulveren
tot wat het is: hol en nutteloos-leeg
en wij die er als spoken waren
zo ver uiteen dat alleen brokkelende
stenen ons nog weerhouden van
verdrijven naar andere kusten
2de prijs Hilarion Thans Poëziewedstrijd 2021