Spinnenpap
Ik hol van school naar thuis. Mijn jas heb ik om mijn buik geknoopt. Mijn staart huppelt mee op mijn rug. Zou ik het nog eens vragen aan papa, of mijn haar niet kort mag?
Diana zal in de keuken zijn, ze maakt het eten klaar voor haar en mij, straks. Ze zal koekjes uit de trommel halen, twee, niet meer, anders bederft dat je appetijt.
Ik duw het witgeschilderde hek met mijn hele gewicht open. Ik ga om het huis heen, naar de achterdeur. Die is altijd open als Diana thuis is. En dat is dus echt altijd. Zij heeft geen nood aan weggaan, zegt ze tegen papa. Mama trok wel eens de stad in als ze zich goed genoeg voelde. Dan bracht ze een boek voor me mee en dan kwam ze me aan de schoolpoort ophalen.
Het plastic vliegengordijn hangt stil tegen de deur. Hier vanachter is geen zuchtje wind. Zo warm en de deur is dicht? Ik duw de klink omlaag. Ze geeft niet mee. Ik klop, wacht, klop luider.
Zit ze in de kelder? Gisteren heeft ze nog abrikozenconfituur gemaakt. Misschien zet ze die weg. Ik gooi mijn boekentas tegen de gevel en slof om het huis naar de voordeur. Onder de aarden pot met de vuurrode geranium ligt nog de sleutel van toen we alleen waren, papa en ik. Een oorwurm en drie pissebedden scharrelen weg van het plotse licht. De sleutel is klam en koud en hij ruikt naar ijzer.
In huis is het koel. Er hangt een vreemde geur.
‘Diana?’ zeg ik voorzichtig. Ik hoor alleen mijn eigen stem.
‘Diana!’ Ik schrik van de schrille echo in de hal.
Ze is er niet. Ze haalt vast nog wat bij de kruidenier verderop. Of is ze een taart gaan bestellen voor hun eerste huwelijksverjaardag morgen? Ik hoop het niet, want papa en ik hebben een verrassing voor haar. We nemen haar mee uit eten morgen als hij terug is uit Berlijn. Papa heeft al besteld. In Mechelen, ‘De Hoge’, het restaurant waar hij met mama ook altijd ging eten.
Ik probeer het nog één keer.
‘Diana!’ Dan ga ik de gang in, passeer de kelderdeur. Er brandt geen licht beneden, zie ik door het melkglas. Er kriebelt iets in mijn neus. Ik loop door naar de achterdeur in de bijkeuken, om buiten mijn boekentas te pakken. Ik kan die akelige sommen al maken terwijl ik mijn koekjes eet. Ze zal het wel niet erg vinden als ik die al neem. Het ruikt hier vies. Is het de beerput die weer geleegd moet worden? Morgen aan papa zeggen. De sleutel van de deur zit niet zoals gewoonlijk binnen op het slot. Hij hangt aan de hoge haak ernaast, met zijn macramé sleutelhanger mistroostig tegen hem aan. Ik pak het krukje en spring mét de sleutel zo ver mogelijk naar beneden. Ik raak bijna tot aan de muur.
De hitte klettert met de geur van opgewarmde plastic repen naar binnen. Het leer van de tas schurkt zich tegen mijn been aan, behaaglijk heet van de zon.
Ik doe de deur van de keuken open. De stank rolt over me heen. Wat heeft ze hier toch verbrand? Er moet meteen een venster open. Goed luchten helpt altijd, zei papa nog vorige week, toen de havermoutpap helemaal zwart was aangebrand. Ik doe een paar stappen achteruit, adem diep in aan de achterdeur. Dan houd ik mijn neus dicht en spurt door de keuken, ogen halfdicht tegen de stank, recht naar het raam toe.
Ik struikel, val plat op mijn buik. Ik kijk om. De ruitjesrok van Diana ligt op de grond vlak aan de oven. Wat doet die daar? Haar benen ook. Haar zondagse schoenen... Er piept een stukje witte dij boven haar ene nylon uit.
Ik zit in de keuken van Meneer Jean. Dat had papa vroeger in me gedrild: als er ooit iets is met mama, dan ga je naar de buurman. Die is altijd thuis en die heeft ook telefoon.
Meneer Jean belt op de gang moeizaam de brandweer en de ambulance. Dan de secretaresse van papa en dan de pralinefabriek voor Louise, zijn vrouw.
Hij giet met zijn goede hand een gele plasticbeker vol met melk. Hij legt koekjes op een gebarsten bord met blauwe bloempjes. Petit beurres. Ik pak er eentje. Het voelt wak. Oudbakken. De stank van onze keuken bijt nog in mijn keel. Ik knipper hard met mijn ogen. De buurman heeft net brood gebakken, het staat op een rooster voor het open raam. Maar ik ruik het niet. Het moet lastig zijn, deeg kneden met maar één goede arm. Hij heeft een tumor gehad, hoorde ik papa zeggen Ik heb geen idee wat dat is, maar je kan er van doodgaan, denk ik, net zoals met dat hart van mama. Hij is door het oog van de naald gekropen, zegt papa. Niet zoals mama. Zij was veel magerder dan hij. Het moet een andere naald zijn geweest.
Er zingen sirenes. Meneer Jean gaat naar buiten. ‘Wacht efkes,’ is al wat hij tegen me zegt. Ik sta op, kijk naar het brood, raak het aan, duw mijn neus ertegen. Ik ruik niets.
Ik zuig op het kartonnen koekje. Het proeft naar niets. Louise komt binnengestormd. Ze heeft haar schort van de fabriek nog aan. Hij zit vol chocoladevlekken. Ze klemt me buiten adem tegen zich aan. Mijn neus drukt ze plat tegen haar buik.
‘Arm schaap,’ mompelt ze, ‘wat gij toch allemaal moet meemaken.’
Ze maakt pudding voor me. ‘Pap’, zegt ze, want ik moet toch iets eten. Mijn keel brandt.
Ze zet een soepbord voor me op tafel, met een blikken lepel in de brij. Ik zie klonters. Ik fluister zonder stem:
‘Kleine Katrijne
zat in het groene gras,
en lepelde
uit een schoteltje
waar zoete pap in was.
Toen kwam er een dikke spin’
Ik wil de hand van mama die spin speelt.
‘die viel er midden in.’
Nu moet ze me kriebelen.
‘Kleine Katrijne
die huilde van verdriet’
Ik niet. Ik niet.
‘en zei: die pap, die spinnenpap
die lust Katrijne niet.’
Ik duw het bord van me weg. Een kleffe klot pudding landt op het geruite tafeldoek.
+++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Deze tekst word opgepikt door de schrijfwedstrijd 1000 woorden van de VPRO en ook gepubliceerd in de verzamelbundel van Nieuw Amsterdam.
Hieronder het juryverslag:
Spinnenpap
In samenwerking met Uitgeverij Nieuw Amsterdam organiseert De Avonden de literaire wedstrijd Duizend Woorden. Aspirant-schrijvers kunnen hun verhaal (van maximaal 1000 woorden) opsturen en wekelijks worden de beste verhalen gepubliceerd op de website duizendwoorden.nl. De schrijver van het allerbeste verhaal wordt uitgenodigd om in de live-uitzending op vrijdagavond zijn verhaal voor te komen lezen en te laten becommentariën door een jury van professionele schrijvers.
Het winnende verhaal 'Spinnenpap', geschreven door de Vlaamse aspirant-schrijver Sonja Callay, wordt beoordeeld door de juryleden Peter Buwalda en Cathelijn Schilder. Het is een onheilspellend, spannend verhaal, vol zintuigelijke details, geschreven vanuit het perspectief van een klein meisje. Als lezer krijg je heel terloops in weinig woorden veel informatie: een hele geschiedenis van het meisje en haar moeder, haar stiefmoeder, haar vader en de buren. Het voedt de spanning die ook door de actie in het verhaal wordt opgeroepen.
Volgens de jury draagt 'vrijwel elk van de duizend woorden bij aan het uithakken van de grot van de levens van deze mensen. Elke zin wordt benut om het verhaal tot leven te brengen.'
Deze aflevering van Duizend Woorden werd opgenomen op zondag 2 september tijdens het literaire festival Manuscripta. De Amsterdamse band Ghost Trucker verzorgde tussendoor de muziek
http://www.vpro.nl/programma/deavonden/afleveringen/35385877/items/36626364/